Interview met Gijs van den Boogaart, inkoper VGZ
Gijs van den Boogaart, inkoper VGZ was dit jaar gastspreker bij het jaarlijkse kasteeloverleg van Het Gezonde Net. Zijn presentatie ging over hoe de fysiotherapie invulling kan geven aan passende zorg in het algemeen. Er wordt het één en ander verwacht van de fysiotherapie, zoals regionale samenwerking en digitalisering. Uitdagende onderwerpen, zeker nu ook duidelijk is geworden uit de Kleinbedrijf Index Fysiotherapie dat de meeste fysiotherapiepraktijken een te hoge werkdruk ervaren en geen financiële ruimte hebben om te kunnen innoveren. In dit interview geeft Gijs uitleg hoe VGZ ruimte biedt voor innovatie.
Hoe kijkt VGZ naar de rol van de fysiotherapeut in de komende jaren?
Gijs: “We hebben sinds vorig jaar een nieuwe stip op de horizon geformuleerd en zijn bezig om dit verder uit te diepen. Het komt erop neer dat we de zorg als geheel betaalbaar en toegankelijk willen houden. Daar kan de beroepsgroep fysiotherapie een belangrijke bijdrage aan leveren, maar dan moet er wel wat veranderen.”
“De fysiotherapeut moet veel meer ingezet worden als kennisbron en als expert binnen de eerste lijn op het gebied van bewegen en fysieke klachten”
Regionale samenwerking en digitalisering
“Waar we naartoe willen is dat onze leden meer grip krijgen op hun eigen gezondheid. Dat ze zelf meer kunnen sturen en daar de tools voor hebben. De fysiotherapeut moet veel meer ingezet worden als kennisbron en als expert binnen de eerste lijn. Dat vraagt een paar veranderingen van de fysiotherapeut zelf. VGZ ziet dat over de lijn van twee assen. Bij patiënten die te maken hebben met chronische klachten en die daardoor meerdere zorgverleners zien, vragen we de fysiotherapeut om meer in te zetten op regionale samenwerking. Bij patiënten met ‘eenvoudige’ klachten waarbij de fysiotherapeut de enige zorgverlener is, vragen we aan de fysiotherapeut om meer in te zetten op digitale zorg en het stimuleren van zelfhulp. Dat is in de basis waar de fysiotherapie over gaat.”
“Bovendien is het belangrijk dat we meer met elkaar het gesprek aangaan over verbeteringen voor de toekomst van zorg. VGZ organiseert daarvoor dialoogsessies en webinars. Ook participeer ik graag aan netwerkbijeenkomsten zoals het kasteeloverleg van Het Gezonde Net.”
Veel fysiotherapeuten zeggen dat er geen financiële ruimte is om te innoveren. Hoe kijkt VGZ daar tegenaan?
“VGZ probeert juist ruimte te maken zodat innovatie mogelijk is. We zijn niet voor ongebreideld experimenteren, maar voor gerichte innovatie. Daar zit een bepaalde sturing en een bepaald kader aan vast. VGZ financiert op verschillende manieren. De eerste is via de zorginkoop afspraken. Zo bieden we ruimte in alle drie de overeenkomsten (basis, generieke en intensieve) om wat meer zekerheid te creëren voor je praktijk over meerdere jaren. Daar kun je dan bijvoorbeeld beter je personeelsbeleid op inrichten.”
“Ook de voorwaarden om voor innovatieprojecten in aanmerking te komen zijn ruimer opgesteld. Als je als praktijkhouder meedoet aan bepaalde projecten om de zorg te verbeteren, dan worden de doelmatigheidscijfers van de behandelindex ruimer. Met andere woorden: je wordt minder ‘hard’ afgerekend op je doelmatigheidscijfers.”
“Ten derde kennen onze overeenkomsten getrapte tarieven. Aan de generieke en intensieve overeenkomsten hangen hogere tarieven. Die hogere tarieven zorgen dat je marge ook wat hoger is en dat geeft je meer ruimte en een bepaalde mate van flexibiliteit. Zo kun je meer ruimte maken voor andere zaken zoals lidmaatschapsgelden of de tijd die je nodig hebt om mee te doen aan een project.”
“Het programmawerken van ZorgTopics is ook een manier om innovatie verder te stimuleren”
ZorgTopics
“Dan hebben we nog een vierde financieringsroute. We hebben afspraken gemaakt met ZorgTopics. Daar hebben we productprijzen afgesproken. Je krijgt een vaste prijs voor het bieden van zorg binnen een programma. Je hebt dan als therapeut of praktijkeigenaar meer vrijheid om andere vormen van zorg in te zetten, zoals digitale zorg en zelfhulp, terwijl je weet dat je prijzen hetzelfde blijven. Dat is ook een manier om innovatie verder te stimuleren.”
Subsidiepotten
“Verder hebben we nog twee subsidiepotten om innovatie te stimuleren: De ondersteuningsgelden eerstelijn en de gelden die vrij zijn gekomen vanuit IZA en GALA. De ondersteuningsgelden eerstelijn is een gerichte subsidiepot voor innovatie, die wij als VGZ zelf verstrekken aan eerstelijns zorgverleners, waaronder fysiotherapeuten. Deze subsidiepot gebruiken we om de eerstelijn te versterken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verbeteren van de digitale zorg, het verbeteren van de organisatiegraad binnen de eerstelijn of om bepaalde projecten om tot passende zorg te komen van de grond te krijgen. De toekenning van deze subsidie kent hele vrije voorwaarden en toelatingseisen, dus ik raad zeker aan, om deze aan te vragen.”
“De andere subsidiepot bestaat uit gelden die vrij zijn gekomen vanuit IZA en GALA. Deze gelden worden verstrekt op basis van samenwerkingen binnen het sociaal domein of met andere zorgaanbieders. De eisen voor deze subsidie zijn wel strenger, omdat het hier gaat om een transformatie. Dat is iets anders dan dat je een goed idee hebt. We toetsen dan ook of het projectvoorstel in de basis impactvol is. Alle informatie en voorwaarden zijn terug te vinden op onze website. We doen dit niet alleen, maar samen met alle zorgverzekeraars.
Sommige praktijkhouders vinden het ingewikkeld om een subsidieaanvraag te schrijven. In dat geval kun je ondersteuning vragen bij een Regionaal Ondersteuningsstructuur (ROS) of bij bijvoorbeeld een netwerk als Het Gezonde Net.”
Zijn er momenteel lopende casussen die als voorbeeld kunnen dienen?
“Talloze, die publiceren we op onze website. Onlangs hebben we nog een Good Practice gepubliceerd binnen de fysiotherapie: Het Schoudercentrum Nijmegen. Dit is dankzij subsidiegelden tot stand gekomen. Het Schoudercentrum is concreet van goed idee, na een aantal jaren project draaien, naar de beoordeling Good Practice gegroeid. Hiermee wordt de schouderzorg in de eerstelijn georganiseerd. Het gevolg is dat er minder bezoeken op de poli bij de orthopeed nodig zijn. Er is aandacht voor scholing en er zijn concrete samenwerkingsafspraken gemaakt tussen huisarts, orthopeed en fysiotherapeut. Op de website van CWZ kun je ook lezen hoe het werkt.”
Welke tips heb je voor fysiotherapiepraktijken?
“Wat ik merk is dat fysiotherapeuten in de basis kritisch kijken naar manieren om de zorg te verbeteren. Goede voorbeelden worden helaas nog vrij weinig gedeeld. Als we ons bewust zijn van wat er op ons afkomt de komende jaren, zoals de stijgende zorgvraag en de arbeidsmarktkrapte, dan moet de fysiotherapiebranche niet alleen naar de zorgverzekeraar kijken om het op te lossen. De beroepsgroep moet zelf ook actief aan de slag. Richt je daarbij op drie belangrijke aandachtsgebieden: kwaliteit, digitalisering en regionale samenwerking. Deze hebben allemaal raakvlakken met elkaar.”
“Krijg als beroepsgroep grip op je eigen kwaliteit, verzamel data en leer van elkaar. Sluit je bijvoorbeeld aan bij het Keurmerk Fysiotherapie. Daarnaast wil ik echt adviseren om meer met digitale zorg te doen. Wij zien dat dit nog erg achterblijft. We weten wel dat het gebeurt en dat praktijken een contract hebben met digitale leveranciers zoals Physitrack of HealthTrain. Hier kan alleen nog veel meer uitgehaald worden. Tot slot: Ga die regionale samenwerking aan. Daar zijn nu dus subsidiemogelijkheden voor. Dan heb ik het over pilots en projecten die je kunt opzetten, zoals bijvoorbeeld voor de indicaties artrose of schouderzorg. 70 tot 80% van de patiënten die op de poli komt bij de orthopeed moeten eigenlijk bij de fysiotherapeut zijn. Die zijn dus op de verkeerde plek. We weten inmiddels dat bij veel patiënten met COPD en Claudicatio, operaties kunnen worden voorkomen doordat zij meer fysiotherapie krijgen. Die mate van zorgverschuiving kan verder omhoog. Om dat van de grond te krijgen heb je ook de eerste twee punten nodig: goed kwaliteitsbeleid waarmee je data verzamelt en een digitaal systeem om bijvoorbeeld patiënten te informeren en gegevens uit te wisselen.”